Valse honden bijten niet
Het is dinsdag 27 juli en het is net lunchpauze als ik gebeld word door een collega. âHij zal wel even willen overleggen over een patiĂ«ntâ denk ik. Intercollegiaal overleg heet dat en dat doen we regelmatig. Even een patiĂ«nt bespreken, een bloeduitslag doornemen, samen naar een röntgenfoto kijken. Twee weten nu eenmaal meer dan Ă©Ă©n en dat geldt ook voor dierenartsen. Maar dat is deze keer niet het geval. âWeet jij nog iemand die een hond zoekt?â, vraagt hij.  Ook niet een heel verrassende vraag. Wij bemiddelen best wel eens als er door een bijzondere omstandigheid een nieuw huis gezocht moet worden voor een hond of een kat. Maar dit verhaal neemt al snel een bijzondere wending. âIk heb hier namelijk twee politieagenten staan die een valse hond uit een flat gehaald hebbenâ, gaat hij verder. âDe eigenaar had de hond twee dagen in huis maar durfde de kamer niet meer in omdat hij agressief was en heeft daarom de politie gebeld.â De agenten blijken de hond, in samenwerking met de dierenambulance, met een vangstok uit het huis gehaald te hebben met de bedoeling hem vervolgens door een dierenarts in te laten slapen. Maar bij binnenkomst in de praktijk van mijn collega vertelden ze al dat het dier een âiets anderâ gedrag vertoonde dan ze op basis van de melding verwacht hadden. âEigenlijk betwijfelen we met elkaar of deze hond wel zo agressief isâ, vervolgt hij, â, en daarom willen we hem niet in laten slapen, maar naar een asiel brengenâ. Maar dat laatste bleek niet mogelijk. Honden met een achtergrond van agressie worden niet toegelaten in een asiel. âEn dat begrijp ik ook welâ, zegt hij, âmaar jaâŠwat nu dan?â
Het blijkt te gaan om een âMechelaarâ, een reu van een jaar oud met een geschat gewicht van 35 kilo. Bepaald geen âboomertjeâ dus. Ook al zou deze hond niet vals zijn dan nog zal het niet meevallen om daar een geschikte plek voor te vinden. Een dergelijk dier heeft een eigenaar nodig die ruim behuisd is en bovendien ervaring heeft met honden. En ook nog op heel korte termijn want waar hij nu is kan hij niet blijven. âEn wat als er geen plek gevonden wordt?â, vraag ik. âDat is onmogelijkâ, is zijn duidelijke antwoord. âHet moet!â.
Ik begrijp het. Maar die plek gaan we vanmiddag niet meer vinden, realiseer ik me.  Maar een jonge hond in laten slapen met dit verhaal kan ook niet. En dan schieten mijn gedachten ineens in een andere richting. âHij zou natuurlijk tijdelijk bij onsâŠ, of misschien wel iets langerâŠ, maar wat als hij wel vals isâŠ., en zou dat wel goed gaan, samen met Jans, onze praktijkhond?â Ik stel wat verdere vragen en ondertussen zie ik dat Amber, die aan de overkant van de tafel een broodje zit te eten, haar oortjes steeds meer in mijn richting draait. We hebben het er weleens over gehad de laatste tijd dat het misschien wel leuk zou zijn om weer een tweede hond te hebben.â Ik wil even nadenkenâ, zeg ik tegen hem. âIk bel je straks terugâ. Â
Om half vijf komt hij binnen. Een prachtige Mechelse herder, grote oren die kaarsrecht omhoog staan en een alerte blik in de ogen. Hij kijkt wat schichtig om zich heen en lijkt te schrikken van plotselinge geluiden. Af en toe gaat zijn blik even naar mijn collega die kennelijk in een paar uur tijd al zijn baas geworden is. Zo gaat dat met herders. Amber doet hem een riem aan en neemt hem mee naar het grasveld achter de praktijk. Of misschien was het wel andersom want Kenzo is lompsterk. Onderweg snuffelt hij wat, tilt bij iedere struik zijn achterpoot op en trekt zich niet zoveel aan van de verzoeken van Amber om niet zo hard te trekken. Jans komt al snel poolshoogte nemen, lijkt het prima te vinden, maar protesteert hoorbaar en zichtbaar als Kenzo bovenop hem springt. Dat was iets teveel enthousiasme. Amber probeert wat commandoâs en zowaar: hij weet wat âzitâ is en âafâ en na wat touwtrekoefeningen met Amber laat hij bij de opdracht âlosâ direct het touw gaan. Ze rent met hem over het gras en Kenzo vindt het allemaal zo geweldig dat hij af en toe zijn voorpoten op de schouders van Amber legt. âIk hou eigenlijk helemaal niet van herdersâ, roept ze, âmaar deze is heel leuk!â
Nadat er nog even is gefacetimed  met de andere assistentes brengen we hem naar zijn hok waar hij zonder protest in gaat liggen. En eigenlijk hebben we onze conclusie al getrokken.  Dit is helemaal geen valse hond. Dit is een ontzettend leuk beest waar niks aan mankeert. Nou, Ă©Ă©n ding dan misschien. Zijn naam. âBedenken jullie met elkaar dan maar een nieuwe naamâ, zeg ik. En later op de avond hoor ik dat deze prachtige hond als âBramâ verder door het leven zal gaan. Bij ons, welteverstaan!
Cris van der Meiden