De schapen staan er gekleurd op

Herfstkleuren

De zomer is voorbij. September en Oktober lieten ons nog even van een toegift genieten, maar November is toch echt onverbiddelijk. De tuinmeubelen zijn afgedekt of op zolder gezet, de verwarming staat aan, de pompoenen zijn in de bonus en storm en regen hebben vanochtend al voor flinke verkeersoverlast gezorgd. In het bos heeft het groen plaats gemaakt voor een kleurig schouwspel van gele, rode en bruine kleuren. Herfstkleuren. Prachtig, vindt u niet.

Valt het u overigens op dat ook de schapen er in dit jaargetijde gekleurd uitzien? De achterzijde van deze dieren is soms rood of groen of blauw gekleurd, en sommige ooien – het gaat namelijk uitsluitend over de vrouwelijke dieren – hebben zelfs twee kleuren rond de staart.

De herfst is de tijd dat de vrouwelijke schapen ‘rams’ worden, wat betekent dat ze aantrekkelijk zijn voor de rammen. Een gedekte ooi die drachtig is geworden zal niet opnieuw rams worden, maar heeft de dekking niet tot drachtigheid geleid dan zal er drie weken later een nieuwe ramsheid volgen. Voor boeren is het van belang om te weten welke ooien er drachtig zijn, en welke nog niet. Daarvoor hebben ze een handig trucje bedacht: De ram krijgt een tuig aangebonden met daarin een kleurblok dat verraadt welke ooien hij heeft besprongen. Drie weken later wordt de kleur van het blok gewisseld waardoor een ooi met twee kleuren bewijst na de eerste dekking niet te hebben ‘opgenomen’ zoals dat heet, en dus niet drachtig te zijn geworden. Dat heet ‘gust’ in agrarisch jargon.  Niks echo of Predictor-test, gewoon een kleurkrijt van de Welkoop en de boer weet precies waar hij aan toe is. Wat denkt u, zou de uitdrukking ‘kleur bekennen’ hier misschien zijn oorsprong vinden?

Valse honden bijten niet

Het is dinsdag 27 juli en het is net lunchpauze als ik gebeld word door een collega. “Hij zal wel even willen overleggen over een patiĂ«nt” denk ik. Intercollegiaal overleg heet dat en dat doen we regelmatig. Even een patiĂ«nt bespreken, een bloeduitslag doornemen, samen naar een röntgenfoto kijken. Twee weten nu eenmaal meer dan Ă©Ă©n en dat geldt ook voor dierenartsen. Maar dat is deze keer niet het geval. “Weet jij nog iemand die een hond zoekt?”, vraagt hij.  Ook niet een heel verrassende vraag. Wij bemiddelen best wel eens als er door een bijzondere omstandigheid een nieuw huis gezocht moet worden voor een hond of een kat. Maar dit verhaal neemt al snel een bijzondere wending. “Ik heb hier namelijk twee politieagenten staan die een valse hond uit een flat gehaald hebben”, gaat hij verder. “De eigenaar had de hond twee dagen in huis maar durfde de kamer niet meer in omdat hij agressief was en heeft daarom de politie gebeld.” De agenten blijken de hond, in samenwerking met de dierenambulance, met een vangstok uit het huis gehaald te hebben met de bedoeling hem vervolgens door een dierenarts in te laten slapen. Maar bij binnenkomst in de praktijk van mijn collega vertelden ze al dat het dier een ‘iets ander’ gedrag vertoonde dan ze op basis van de melding verwacht hadden. “Eigenlijk betwijfelen we met elkaar of deze hond wel zo agressief is”, vervolgt hij, “, en daarom willen we hem niet in laten slapen, maar naar een asiel brengen”. Maar dat laatste bleek niet mogelijk. Honden met een achtergrond van agressie worden niet toegelaten in een asiel. “En dat begrijp ik ook wel”, zegt hij, “maar ja
wat nu dan?”

Het blijkt te gaan om een ‘Mechelaar’, een reu van een jaar oud met een geschat gewicht van 35 kilo. Bepaald geen ‘boomertje’ dus. Ook al zou deze hond niet vals zijn dan nog zal het niet meevallen om daar een geschikte plek voor te vinden. Een dergelijk dier heeft een eigenaar nodig die ruim behuisd is en bovendien ervaring heeft met honden. En ook nog op heel korte termijn want waar hij nu is kan hij niet blijven. “En wat als er geen plek gevonden wordt?”, vraag ik. “Dat is onmogelijk”, is zijn duidelijke antwoord. “Het moet!”.

Ik begrijp het. Maar die plek gaan we vanmiddag niet meer vinden, realiseer ik me.  Maar een jonge hond in laten slapen met dit verhaal kan ook niet. En dan schieten mijn gedachten ineens in een andere richting. “Hij zou natuurlijk tijdelijk bij ons
, of misschien wel iets langer
, maar wat als hij wel vals is
., en zou dat wel goed gaan, samen met Jans, onze praktijkhond?” Ik stel wat verdere vragen en ondertussen zie ik dat Amber, die aan de overkant van de tafel een broodje zit te eten, haar oortjes steeds meer in mijn richting  draait. We hebben het er weleens over gehad de laatste tijd dat het misschien wel leuk zou zijn om weer een tweede hond te hebben.“ Ik wil even nadenken”, zeg ik tegen hem. “Ik bel je straks terug”.  

Om half vijf komt hij binnen. Een prachtige Mechelse herder, grote oren die kaarsrecht omhoog staan en een alerte blik in de ogen. Hij kijkt wat schichtig om zich heen en lijkt te schrikken van plotselinge geluiden. Af en toe gaat zijn blik even naar mijn collega die kennelijk in een paar uur tijd al zijn baas geworden is. Zo gaat dat met herders. Amber doet hem een riem aan en neemt hem mee naar het grasveld achter de praktijk. Of misschien was het wel andersom want Kenzo is lompsterk. Onderweg snuffelt hij wat, tilt bij iedere struik zijn achterpoot op en trekt zich niet zoveel aan van de verzoeken van Amber om niet zo hard te trekken. Jans komt al snel poolshoogte nemen, lijkt het prima te vinden, maar protesteert hoorbaar en zichtbaar als Kenzo bovenop hem springt. Dat was iets teveel enthousiasme. Amber probeert wat commando’s en zowaar: hij weet wat ‘zit’ is en ‘af’ en na wat touwtrekoefeningen met Amber laat hij bij de opdracht ‘los’ direct het touw gaan. Ze rent met hem over het gras en Kenzo vindt het allemaal zo geweldig dat hij af en toe zijn voorpoten op de schouders van Amber legt.  “Ik hou eigenlijk helemaal niet van herders”, roept ze, “maar deze is heel leuk!”

Nadat er nog even is gefacetimed  met de andere assistentes brengen we hem naar zijn hok waar hij zonder protest in gaat liggen. En eigenlijk hebben we onze conclusie al getrokken.  Dit is helemaal geen valse hond. Dit is een ontzettend leuk beest waar niks aan mankeert. Nou, Ă©Ă©n ding dan misschien. Zijn naam. “Bedenken jullie met elkaar dan maar een nieuwe naam”, zeg ik. En later op de avond hoor ik dat deze prachtige hond als ‘Bram’ verder door het leven zal gaan. Bij ons, welteverstaan!

Cris van der Meiden

 

Rashond of kruising

 

Een van de vragen die je moet beantwoorden wanneer je besluit een hond te nemen is of je een rashond wilt of dat je voor een kruising gaat. Om je te helpen bij het bepalen van je keuze hier even wat verschillen tussen de beide groepen:

Rashonden zijn honden die uiterlijk sprekend op elkaar lijken. Hoe ze er uitzien is afhankelijk van het ras. De reden dat ze zo veel op elkaar lijken is dat fokkers al generaties lang die pups geselecteerd hebben die het dichtst in de buurt kwamen van het uiterlijk dat de fokker voor ogen stond. En zo ontstonden er groepen van vrijwel identieke honden met dezelfde kenmerken. Groot of klein, staande of hangende oren, lange haren of korte, gevlekt of effen en ga zo maar door. Jarenlange rassenfokkerij heeft een groot aantal hondenrassen opgeleverd die sterk van elkaar verschillen. Vergelijk maar eens een Teckel met een Duitse dog, een Chi hua hua met een Boxer of een Heidewachtel met een Poedel. En honden van hetzelfde ras lijken niet alleen uiterlijk op elkaar, ook wat betreft het karakter vertonen ze grote overeenkomsten. Labradors zijn goedmoedige allesvriendjes, Duitse herders zijn leergierig, Beagels eigenwijs en Appenzellers niet altijd vriendelijke tegen vreemden.

En daarmee komen we op het belangrijkste voordeel van het kopen van een rashond: als je een pup koopt van een bepaald ras dan kun je redelijk goed voorspellen hoe je toekomstige hond er uit gaat zien en wat het karakter zal zijn. Kruisingen zijn, in tegenstelling tot rashonden, niet generaties lang gefokt met een bepaald doel. Soms zijn ze ‘per ongeluk’ ontstaan doordat de loopse teef toevallig een reu tegen kwam, maar vaak gebeurt het ook met opzet. Bijvoorbeeld omdat de eigenaar van een teefje graag een nestje pups wil en gewoon een leuke reu opzoekt zonder zich druk te maken over het ras. Kruisingen zijn soms ontstaan uit twee rassen, maar heel vaak behoren ook de ouderdieren al niet tot een bepaald ras. Soms worden twee rassen heel bewust gekruist. De Labradoodle bijvoorbeeld is een kruising tussen een Labrador retriever en een Grote poedel. Het doel van een dergelijke kruising is de eigenschappen van de twee rassen te combineren. Kruisingen worden soms heel onvriendelijk ‘vuilnisbakjes’ of ‘asbakkenras’ genoemd. Dat heeft een beetje negatieve klank en dat is volkomen onterecht. Kruisingen zijn net zulke volwaardige honden als soortgenoten die tot een bepaald ras behoren! Maar terwijl je met de aankoop van een pup van een bepaald ras redelijk goed weet wat je kunt verwachten geldt dat niet voor een kruising. Dat is afwachten en soms pakt een kruising nogal anders uit dan je verwacht had.

Maar kruisingen hebben ook een voordeel ten opzichte van rashonden en dat heeft met gezondheid te maken. Jarenlange selectie met als doel een hondenras te fokken met bepaalde uiterlijke of andere kenmerken heeft er ook toe geleid dat er erfelijke afwijkingen in veel rassen zijn geslopen. PRA bijvoorbeeld, een erfelijke oogafwijking die bij verschillende rashonden voorkomt en tot blindheid leidt. Of heupdysplasie, vaak afgekort tot HD, een heupziekte die veel gezien wordt bij grotere honden en leidt tot pijn in de heupen en kreupelheid. In vrijwel elk hondenras komen erfelijke afwijkingen voor. Kijk maar eens op de website licg.nl. Daar vind je een lange lijst met erfelijke ziektes en de rassen waarin ze voorkomen. Het gaat in dit verhaal te ver om uit te leggen waarom we dit vooral bij rashonden zien, maar feit is dat het bij kruisingen veel minder voorkomt. Rasverenigingen hebben dit probleem overigens al jaren geleden onderkend en doen er alles aan om deze afwijkingen uit te bannen. Ze doen dit door de honden waarmee gefokt gaat worden vooraf te controleren op het voorkomen van erfelijke afwijkingen. En dat laatste gaat steeds vaker doormiddel van modern DNA onderzoek.

En dan terug naar de vraag of je moet kiezen voor een rashond of voor een kruising.
Als je geen specifieke eisen stelt aan het uiterlijk of de gebruiksmogelijkheden van een hond dan is een kruising een prima keuze. Wat betreft de gezondheid is dit in ieder geval een goede keus. Wil je graag zekerheid over het uiterlijk van je nieuwe hond of vind je een bepaalde karaktereigenschap belangrijk dan kun je beter voor een rashond kiezen. Maar neem dan wel een hond die is gefokt uit ouders die zijn onderzocht op het voorkomen van erfelijke ziektes. Bij fokkers die zijn aangesloten bij de rasvereniging zit je dan meestal goed. Het is af te raden om een pup van een bepaald ras te kopen wanneer de ouderdieren niet gecontroleerd zijn op erfelijke afwijkingen. Dit kan een teleurstelling tot gevolg hebben wanneer na verloop van tijd blijkt dat het dier een dergelijke afwijking heeft en misschien wel een dure behandeling nodig heeft. Of erger nog, helemaal niet behandeld kan worden.

Cris van der Meiden een van de sprekers op
dierenartsencongres in Utrecht

UVE16_grootOp vrijdag 3 juni 2016 vond in Utrecht het ‘Vet Event’ plaats. Ruim 600 dierenartsen en dierenartsassistenten komen op die dag bij elkaar in de Jaarbeurs in Utrecht om nieuwe kennis op te doen. Twaalf sprekers uit binnen-, en buitenland verzorgden daar diverse lezingen houden over uiteenlopende onderwerpen. Cris van der Meiden was een van de sprekers. Zijn bijdrage ging over het laboratoriumonderzoek. 

Konijnenziekte

U hebt het vast wel eens gezien tijdens een zomerse boswandeling. Een konijn dat met etterende ogen langs de kant van de weg zit en zich zo ziek voelt dat hij niet meer voor u wegloopt. Misschien kent u ook de oorzaak. Myxomatose, ook wel “konijnenziekte” genoemd. Een virusziekte die in de jaren 50 van de twintigste eeuw met opzet is geïntroduceerd op een landgoed in Frankrijk.

Dikke oogleden is een van de verschijnselen van myxomatose. Het is een 'killer' onder de wilde konijnen. Gelukkig kunnen we onze huiskonijnen goed beschermen met een vaccinatie.

Dikke oogleden is een van de verschijnselen van myxomatose. Het is iedere zomer een ‘killer’ onder de wilde konijnen. Gelukkig kunnen we onze huiskonijnen goed beschermen met een vaccinatie.

De eigenaar had last van konijnen en probeerde de overlast op deze wijze te bestrijden. Het “succes” was enorm. De konijnen bleken zo gevoelig voor dit, uit Zuid-Amerika afkomstige, virus dat het zich in enkele jaren wist te verspreiden over heel Europa. En zo zitten we, 60 jaar later, nog steeds met deze dodelijke ziekte die onze konijnen bedreigt. En niet alleen de wilde konijnen. Ook de tamme soortgenoten die wij als huisdier houden, de Franse hangoren, de Vlaamse reuzen, de dwergkonijntjes enzovoort, zijn gevoelig voor deze dodelijke ziekte.

Het virus wordt door insecten van het ene konijn naar het andere overgebracht, wat betekent dat zelfs binnenshuis gehouden dieren gevaar lopen. Konijnen met myxomatose zien we van maart tot november, de periode dat de insecten actief zijn. Het begint met dikke oogleden, zwellingen op de oren en gebrek aan eetlust. Al snel weigert het dier alle voedsel en water en raken de ogen ontstoken. Een effectieve behandeling is er niet en de meeste konijnen met myxomatose gaan dood. Gelukkig kan een jaarlijkse vaccinatie onze huiskonijnen prima beschermen.

Invoer jonge pups beperkt

Vanaf 29 december 2014 is het niet meer toegestaan om ongevaccineerde pups in Nederland in te voeren. Elke hond die ons land binnenkomt, dus ook een jonge pup, moet dan een pupsgeldige rabiësvaccinatie hebben. De rabiësvaccinatie kan pas gegeven kan worden vanaf een leeftijd van 12 weken, en omdat de rabiësvaccinatie pas na 21 dagen geldig is, betekent dit dat pups jonger dan 15 weken niet meer geïmporteerd kunnen worden.

Deze regeling geldt ook voor België, Frankrijk, Engeland en diverse andere EU landen.  Vanuit Nederland kunnen dus ook geen pups jonger dan 15 weken geëxporteerd worden naar die landen. De exacte eisen per land vindt u op de website van het LICG.

Nieuw dierenpaspoort

Voor honden en katten die meegaan naar het buitenland is een nieuw paspoort ontworpen.

Wat is er veranderd?
Paspoort

Het dierenpaspoort dat vanaf 29 januari 2014 het oude paspoort vervangt.

Sinds 29 december 2014 is er een nieuw dierenpaspoort dat beter bestand is tegen fraude. In dit paspoort worden, net als in het vorige, gegevens van het dier vastgelegd. Naam, geslacht, uiterlijke kenmerken en uiteraard het chipnummer worden in het paspoort vermeld, waarna deze gegevens gelamineerd worden. 

Door het lamineren is het onmogelijk om de gegevens naderhand te nog wijzigen. Ook de rabiĂ«svaccinatie – verplicht om een hond of kat mee te kunnen nemen naar het buitenland – wordt in het paspoort vermeld en vervolgens met  een lamineersticker fraudebestendig gemaakt.

Zij de oude paspoorten nog geldig?

Paspoorten die zijn geregistreerd voor 29 december 2014 blijven gewoon geldig en hoeven dus niet te worden vervangen wanneer u uw hond mee wilt nemen op vakantie. Krijgt uw huisdier na 29 december 2014 een paspoort dan moet dit een nieuw EU dierenpaspoort zijn.

Ziektekostenverzekeringen voor huisdieren

De mogelijkheden voor de behandeling van honden en katten zijn de laatste jaren enorm toegenomen. De kosten van een behandeling kunnen echter snel oplopen. Gelukkig is er tegenwoordig de mogelijkheid om een ziektekostenverzekering voor hond, kat  of konijn af te sluiten. Er zijn diverse verzekeraars die een dergelijke ziektekostenverzekering voor uw huisdier aanbieden. De premies en de voorwaarden verschillen nogal. Eventueel kunnen wij u adviseren. Stelt u zich eens voor: uw hond komt onder een auto en blijkt een botbreuk te hebben die geopereerd moet worden. Of er wordt een kwaadaardig gezwel vastgesteld bij uw hond en het dier moet behandeld worden met een chemokuur. Gelukkig is er tegenwoordig erg veel mogelijk in de diergeneeskunde: moderne onderzoekstechnieken, uitgebreide operaties, bloedtransfusies en behandelingen met chemokuren maken dat veel dieren die vroeger dood zouden gaan nu behandeld kunnen worden. Al deze moderne behandelmogelijkheden hebben echter Ă©Ă©n overeenkomst: ze zijn duur! En de kosten van een behandeling zijn niet zelden de reden om een hond of kat in te laten slapen in plaats van te laten behandelen. Gelukkig is het tegenwoordig mogelijk om een huisdier te verzekeren tegen ziektekosten. Door een ziektekostenverzekering voor uw hond of kat af te sluiten hoeven de kosten niet meer de reden te zijn om van behandeling af te zien. Bij sommige verzekeringen hoeft u de behandelkosten zelfs niet meer voor te schieten en brengen wij de kosten rechtstreeks bij de verzekeraar in rekening. De bekendste verzekeringen zijn die vanPetplan, Proteq en de Ohra, maar ook de Hema en het Kruidvat bieden een ziektekostenverzekering voor uw hond of kat. Â